Omgaan met gewone leden
Gewone leden begeleiden: 5 vuistregels
(1) Oog voor iedereen
Zorg voor een veilige omgeving waar iedereen respect heeft voor elkaar. Pestgedrag of uitsluiting hoort niet thuis in JNM.
Neem heel de groep mee, heb oog voor iedereen.
(2) Vrijheid & zelfstandigheid
Nog meer dan bij een ini-activiteit kan je de dagplanning wat losser invullen en de deelnemers mee laten beslissen over het verdere verloop van de dag. Let hiermee op: voorzie wel structuur. Zo vermijd je dat nieuwe leden verloren lopen.
(3) Evenwicht tussen sfeer en grenzen
Het leeftijdsverschil tussen begeleiders en gewone leden is soms heel klein, waardoor het lijkt alsof je gewoon op stap bent met vrienden. Onthoud altijd: jij bent nog steeds verantwoordelijk voor je deelnemers en je staat in voor hun veiligheid.
Sta er als één team met je medebegeleiders. Zorg ervoor dat niet altijd dezelfde begeleider op de rem moet gaan staan en jij de lolbroek uithangt.
(4) Inzetten op teambuilding
Voor ini’s is het soms intimiderend om in een groep gewone leden terecht te komen die een stuk ouder zijn. Teambuilding is daarom superbelangrijk om een kloof tussen generaties te vermijden!
Inspiratie nodig voor een zalige teambuilding? Kijk eens naar ‘Werken als team’
(5) Inspelen op moeilijke situaties
Is het een eenmalig(e) conflict/situatie?
Vuistregel bij conflictsituaties: eerst veilige omgeving creëren, laat de deelnemer tot rust komen, ga dan in dialoog:
WAT zie je?
WAAROM is dat storend?
WAT zijn de gevolgen?
Vraag ADVIES aan de deelnemer zelf, zoek samen naar een oplossing
Kom tot een AFSPRAAK
Is het aanhoudend storend gedrag?
Praat met de andere begeleiders en zoek samen oplossingen.
Vraag externe hulp:
Bel het bondssec: 09 223 47 81 (binnen kantooruren)
Bij een noodsituatie, bel de noodtelefoon van JNM (24/7 bereikbaar): +32 486 13 54 20
Wees met alle begeleiders consequent in het naleven van afspraken. Niets zo verwarrend als begeleiders die elkaar tegenspreken.
Tijdig ingrijpen: sta op tijd op de noodrem als een situatie dreigt uit de hand te lopen.
Kijk verder dan je neus lang is: lastig gedrag ≠ lastige deelnemer. Misschien zit de deelnemer met iets? Of: waarom keur ik dit gedrag als begeleider niet goed?
Bevestig positief gedrag, niet enkel het negatieve.